Dit gebeurde enkele jaren geleden. Ondergetekende zat aan zijn bureau. Die staat centraal op de eerste verdieping van de boekhandel, waar dezelfde ondergetekende een goed uitzicht heeft op een display waar zijn boeken Seance en Blackwell staan te blinken. De auteur geeft toe dat er geen enkele andere boekhandel in het land is die zijn boeken, ofschoon terecht, zoveel aandacht geeft. Hoe dat komt, zal voor schrijver dezes altijd een mysterie blijven.
In ieder geval, ik zit dus aan mijn bureau — 'bureau' is een beetje overdreven; je kan op het tafeloppervlak nog geen keukenhanddoek openleggen — wanneer ik een klant opmerk die naar de ladder kuiert, ongetwijfeld aangetrokken door de prachtige kaft van Blackwell en misschien ook een beetje door de sticker die het boek aanbeveelt. Hoe die sticker daar is terechtgekomen zal evenmin nooit opgehelderd worden.
De klant bewondert de cover, waarna hij het boek omkeert en het achterplat begint te lezen. Nu moet u weten dat die achterkant bestaat uit een prikkelde tekst en een kanjer van een foto, waarop ik met zeer ernstige en misschien zelfs arrogante blik in de lens kijk. Die blik zegt niet wie ik ben — ik neem mijn werk uiteraard heel ernstig, maar niet mezelf — maar schrijvers gaan doorgaans niet op de foto met getuite lippen of een brede glimlach.
Vanuit mijn ooghoek zie ik de man opkijken en zijn wenkbrauwen fronsen. Zijn gelaatsuitdrukking schijnt, niet geheel onterecht, te zeggen: 'Die kerel aan dat zielig bureautje lijkt wel erg hard op de auteur van dit boek.' Hij houdt het boek voor zich. Hij wil de foto toetsen aan de werkelijkheid en gaat op zoek naar de verschillen. Zijn blik wipt een paar keer tussen de foto en de boekhandelaar. Even lijkt de twijfel toe te slaan. Dat merk ik aan het lichtjes schudden van zijn hoofd. Schrijvers horen immers te schrijven en niet te werken op plekken als, ik zeg maar iets, een boekhandel. Ze horen in de beslotenheid van hun werkkamer nieuwe werelden te creëren en de mensheid te ontleden. In het slechtste geval leven ze in armoede en in het beste geval zijn ze rijker dan de koning van Engeland.
Ik knik beleefd naar de man en om het vergelijkingsproces enigszins te bemoeilijken, lach ik. Wederom trekken zijn wenkbrauwen samen, maar dan wordt de nieuwsgierigheid hem te veel en neemt hij een boude beslissing. Hij stapt naar me toe en vraagt: 'Bent u dat?'
Ik kan moeilijk zeggen dat hij zich vergist en geef toe dat het inderdaad mijn gelijkenis is die daar staat afgebeeld. Het is het begin van een vreemd gesprek en omdat ik het gesprek al meer dan eens heb gevoerd, weet ik ook wat er zo vreemd aan is. Het probleem is dat ik op dat moment niet langer een boekhandelaar ben maar een schrijver. En toch verwacht de klant dat ik als schrijver mijn boek aan hem verkoop. Even vrees ik dat hij mij doorheeft en dat hij zal zeggen: 'Nu begrijp ik waarom dit boek zo opvallend staat opgesteld. Natuurlijk kleeft er een sticker op die het boek aanbeveelt!'
De waarheid is dat een schrijver de slechtst mogelijke verkoper is van zijn eigen boeken, omdat zijn mening de minst objectieve is. Hij vindt het ongetwijfeld een meesterwerk, maar niemand zal dat zomaar van hem aannemen.
Dat is waarom ik mij als boekhandelaar niet graag kenbaar maak als de auteur van zes romans en waarom ik mijn boeken liever stiekem in de winkel aanprijs door hen een opvallende plaats te geven en er een sticker op te kleven.
De klant die mij ontmaskerde is tegen alle verwachtingen in aangenaam verrast. Hoewel hij het achterplat gelezen heeft, wil hij van mij horen waar het boek over gaat en wat een Gothic Novel wel mag zijn. Even later gaat de man naar huis met een exemplaar van Blackwell dat, omdat hij mij heeft ontmaskerd, voorzien is van een handtekening en een opdracht.
K.R. Valgaeren
www.krvalgaeren.com
Comentarios